“Alles wat ik wil, maar alles op mijn eigen tempo!”
Als je hem vraagt waar hij vandaan komt, antwoordt hij met heel veel trots: ‘Van Balgerhoeke, natuurlijk!’ Mark Van Hamme (62) werd geboren in Balgerhoeke, groeide er op en ging er eigenlijk nooit echt weg. En dat stemt hem heel gelukkig, want hij gaat graag op reis, maar de dag dat hij mag terugkeren is de mooiste van de trip.
“Ik was het kakkernestje van ons gezin. In 1962 werd ik als laatste van drie kinderen geboren, mijn broer was 7 jaar ouder, mijn zus 9 jaar. We hebben altijd heel goed overeengekomen, en nog steeds trouwens. Ze hebben altijd heel goed voor me gezorgd, want mijn ouders hadden een kruidenierswinkel, rechtover de Rodeo, waar nu carwash De Pitstop is. Veel van de oorspronkelijk Balgerhoekenaars zijn hier weggetrokken, ik ben één van de weinige overblijvers hier! Ik ben me recent zelfs beginnen verdiepen in de geschiedenis van Balgerhoeke!”, klinkt het bij Mark.
Ik was voorbestemd om te koersen
“Mijn eerste fietsje was er eentje met een gewoon stuurtje, maar heel gauw werd dat een koersstuur. Ik was voorbestemd om te koersen en kon uren en uren gaan fietsen, nu nog. Ik ging het liefst van al alleen gaan fietsen, dan kan je je zin doen. Op mijn 15de startte ik uiteindelijk bij de Nieuwelingen en dat liep wel vlot, ik was een goeie sprinter en goeie sprinters hebben vaak mooie uitslagen. Maar de overwinningen stemden mij niet gelukkig. Ik trainde liever in de week, de wedstrijden in het weekend deden me minder. Ik had een supportersclub van 200 à 300 leden en zij gingen altijd mee naar de koersen. Ik was 16 jaar, die mensen zaten achter mijn gat, ik wou gewoon vrij zijn en hield nooit van verplichtingen. Da’s ook echt de reden dat ik zelf ben gestopt op mijn 18de.”, legt Mark me uit.
Dat betekent zeker niet dat hij het koersen definitief en volledig ‘vaarwel’ zei. Integendeel! “Ik heb een vijftal kamers thuis vol fotomateriaal, bekers, fietsen, fietstruien… Ik kocht zelfs onlangs het leegstaande kapsalon naast mijn huis om meer ruimte te hebben en heb thuis nog een bijbouw geplaatst voor al mijn koersgerief. Het zou het walhalla kunnen zijn voor iedere wielerliefhebber, maar ook hier heb ik liever de verplichtingen niet. Het is echt een uit de hand gelopen hobby, want het begon eind de jaren 60 al, in de periode dat de broeders De Vlaeminck boomden. Ik was 8 jaar toen ik mijn eerste postkaartje kreeg op de koers, want toen werden er veel stickers, foto’s, petjes… verkocht. Zo is die interesse blijven groeien. Ik richtte mijn oma’s zolder in als wielermuseum, maar een paar jaar later verhuisde ze en moest ik alles gaan leegmaken. Ik was toen 17 en had geen goesting om dat allemaal op te ruimen en veel van mijn materiaal ging toen verloren. Het was pas toen ik met mijn vrouw Lucrece om koersgerief moest dat de passie opnieuw begon. We zagen kaartjes van wielrenners liggen op de toonbank en toen ging de bal terug aan het rollen!”, klinkt hij gepassioneerd.
De luxe om ‘nee’ te zeggen
“Ik heb doorheen de jaren ook meegewerkt aan een veertigtal wielerboeken, ik haalde daar veel voldoening uit. Op den duur stelde ik me de vraag: ‘waarom probeer ik het zelf niet?’. Uiteindelijk vloeiden er een achttal boeken uit mijn pen, voorzien van veel foto’s. Mijn broer Robert is germanist en corrigeerde mijn spelling met veel plezier, dat zorgde vaak voor de nodige leutige discussies! Voorlopig staan er geen boeken op de planning meer; ik wil altijd schrijven over iets waar nog niets over gemaakt werd, over braakliggend terrein. Momenteel is er geen idee, maar dat kan heel snel veranderen! Ik heb altijd de luxe gehad dat ik er mijn brood niet mee moest verdienen en ‘nee’ kon zeggen wanneer ik maar wou! Ik heb de coureurs ook nooit als idolen behandeld en alles sterk gerelativeerd. Als het regent kan je toch ook zeggen dat er een gigantisch stortvlaag is, ofwel dat het druppelt?”, knipoogt Mark.
“Ik heb jarenlang in brouwerij Krüger gewerkt. Noël Foré heeft me toen overtuigd omdat ik het werk kon combineren met koersen. In 1993 sloot de brouwerij en ben ik twee jaar op de baan geweest voor controles in de horeca, maar dat was niet echt mijn ding. Ik begon in 1996 op de sportdienst van de stad, eerst als toezichter, maar later kreeg ik veel meer verantwoordelijkheden: ik mocht boekvoorstellingen, tentoonstellingen, kampioenenvieringen, gespreksavonden… organiseren. Ik coördineerde de Ronde van België, was secretaris op de sportraad... Ik heb echt van mijn hobby mijn beroep mogen maken, ik heb tot de allerlaatste dag met heel veel plezier en goesting gewerkt! Ik heb altijd veel vrijheid gehad. Een goeie tip: gebruik het, maar misbruik het nooit. Alleen maar goeie herinneringen aan mijn tijd bij stad Eeklo”, klinkt hij tevreden. “Sinds 2 jaar ben ik met pensioen, maar ik heb tijd te kort: ik sta op en ik ben bezig tot half twaalf ’s avonds! De dagen vliegen voorbij: alles wat ik wil, maar alles op mijn tempo!”
“Ik sta versteld dat Eeklo soms negatief in beeld komt. Het gaat hier toch echt wel de goeie kant op? De Ring komt in beeld, de markt krijgt vorm, ze zijn bezig met de site van de Paterskerk… Ik heb in Vlaanderen maar weinig accommodaties gezien zoals het Cultuurhuis of het nieuwe Sportpark. Waar komt die negativiteit vandaan? Je hebt het Herbakkersfestival, Helden in het Park, de Huysmanshoeve is prachtig vernieuwd… En mijn lievelingsplekje is wellicht het pad tussen Balgerhoeke Brug en Raverschoot Brug: da’s een prachtige dreef tussen de hoge bomen! En mijn favoriete adresje is De Vier Heemskinderen bij Mia en Hein: ideaal voor een lekkere pannenkoek of een etentje!"
"’t Is hier lang zo slecht niet, toch?”, besluit Mark.